Advertentie
bestuur en organisatie / Achtergrond

Voorkoken moet beter

Minister Ronald Plasterk deelt niet de kritiek op raadsleden: 'die deel ik niet en die herken ik niet. Het past in het dedain waarmee in het algemeen vaak over de politiek wordt gesproken’, aldus de PvdA-bewindsman.

28 februari 2014

Kritiek op de kwaliteit van raadsleden vindt minister Plasterk van Binnenlandse Zaken onterecht. De schijnwerpers staan volgens hem verkeerd. ‘De ambtelijke voorbereiding van raadsvoorstellen moet beter, zodat de stukken van het college van burgemeester en wethouders voor iedereen helder en begrijpelijk zijn.’

Raadsleden beschikken volgens velen over onvoldoende kwaliteiten om hun kaderstellende en controlerende taak verantwoord te kunnen vervullen. Met de vele taken die de gemeenten de komende college­periode door de decentralisaties extra op hun bordje krijgen – inclusief de verdubbeling van het gemeentebudget – voorspellen sommige zelfs grote financiële rampen als gevolg van de gebrekkige kennis en kunde van het gemiddelde raadslid. Zo niet Ronald Plasterk. ‘De kritiek op raadsleden, die deel ik niet en die herken ik niet. Het past in het dedain waarmee in het algemeen vaak over de politiek wordt gesproken’, aldus de PvdA-bewindsman.

Dat dedain voor de gemeenteraadsleden is volgens hem onterecht en onverdiend. ‘Ik kom uit de wetenschap waar ik met hoog opgeleide professionals werkte. Het niveau dat ik in gemeenteraden aantref, is minstens even hoog. De mensen zijn zeer gemotiveerd, slim en ambitieus. Daar komt bij dat ze hun werk in een glazen huis moeten doen. Er zou meer waardering en respect voor raadsleden moeten zijn.’

In zijn ogen staan de schijnwerpers gewoon verkeerd. Die moeten ook op andere actoren binnen het lokale bestuur gericht zijn. Zo moeten wethouders ervoor zorgen dat de zaken goed worden voorbereid. ‘De stukken die raadsleden krijgen voorgelegd moeten helder zijn. In een oogopslag moet duidelijk zijn waar de keuzes liggen en wat daarvan de gevolgen zijn. Je hoeft geen beroepsaccountant te zijn om als raadslid je werk te kunnen doen’, stelt Plasterk. ‘Het moet voor raadsleden geen zoekplaatje worden; het moet meteen helder zijn wat wordt besloten.’ De kwaliteit van het lokaal bestuur is niet alleen iets van de gemeenteraad, wil de minister maar zeggen. Het gaat om het samenspel en de samenwerking binnen het totale lokale bestuur; dus ook college, ambtenaren en griffier.

Uitdaging
Kortom, raadsleden moeten goed worden geïnformeerd en gefaciliteerd. Het is volgens hem niet zo dat raadsleden ambtenaren moeten corrigeren of de loef moeten gaan afsteken, maar de baas van de gemeente moet simpelweg zijn werk goed kunnen doen. De extra taken op met name het sociaal domein, met de daarbij behorende verdubbeling van de gemeentelijke begrotingen waarvan de raad de doelmatigheid en effectiviteit van de besteding moet controleren, gaat de komende jaren vooral ook heel wat extra’s vergen van de dagelijkse bestuurders en de ambtenaren. Die moeten de drukbezette raadsleden helpen goede besluiten te nemen. ‘Daar ligt een uitdaging, maar ik heb het gevoel dat dit besef intussen breed leeft’, zegt Plasterk.

Maar, het is als bestuurder af en toe wel handig om de raad juist niet van die heldere stukken voor te leggen. Een wethouder wil door, en een kritische raad kan af en toe best lastig zijn. Een niet al te helder stuk, of eentje waar de pijnpunten in mooie volzinnen of een dik dossier worden verstopt, kan een bestuurder soms goed van pas komen.

Nonsens, regaeert Plasterk. Dat getuigt van een te cynische blik op de politiek. Allereerst is het volgens hem lang niet allemaal politiek wat er zich in de gemeentehuizen afspeelt. ‘Bovendien kun je mensen niet voor de gek houden, want we werken als politici in een glazen huis. Alles komt ooit in de openbaarheid. Dan is het een heel onverstandige keuze iets niet helder uit te leggen.’

Dit alles laat onverlet dat de minister wel het belang inziet van scholing voor raadsleden. Daar wordt volgens hem dan ook volop aan gewerkt. Plasterk wijst op de inspanningen van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en de beroepsverenigingen voor raadsleden, wethouders, burgemeesters, griffiers en gemeentesecretarissen. Samen met hen is zijn ministerie bezig met het opzetten van een scholingsagenda. Een van de onderdelen daarvan is speciaal gericht op de decentralisaties sociaal domein: maatschappelijke ondersteuning/langdurige zorg, jeugdzorg en de onderkant van de arbeidsmarkt. Dat moet zo snel mogelijk na de verkiezingen van start gaan en voor de zomer zijn afgerond.

Binnenlandse Zaken heeft volgens hem eveneens een rol in de deskundigheids­bevordering van raadsleden. Voor de reguliere scholing krijgen gemeenten via het gemeentefonds budget en voor de ‘decentralisatie-scholing’ trekt zijn ministerie extra budget uit.

Andere belangrijke spelers in het faciliteren van de gemeenteraad zijn volgens Plasterk met name de griffiers en de lokale rekenkamers. Het belang van die laatste instanties zit m volgens hem vooral in de controle op de doelmatigheid van de bestedingen. Vooraf (ex ante) met de raad de criteria vastleggen voor beleidssucces waarmee ook de controle achteraf al goed wordt ingeregeld aan de voorkant, acht Plasterk van minder groot belang. ‘Maar die keuze is aan de raden en de rekenkamers zelf.’

Zakkenvullers
Persoonlijk wil Plasterk ook een steentje bijdragen om in de publieke opinie een betere waardering voor raadsleden te bewerkstelligen. ‘Als minister zie ik het als mijn taak tegenspraak te bieden als er op een misplaatste manier over politici wordt gesproken. Vaak wordt geroepen dat het ‘zakkenvullers’ zijn. Dat is de grootste onzin. Raadsleden krijgen een vergoeding. Voor die paar honderd euro per maand die ze voor het raadswerk krijgen, offeren ze veel op. Na hun werk – de meeste raadsleden hebben ook een betaalde baan – kunnen ze niet thuis voor de tv gaan zappen, maar moeten snel eten en ’s avonds weer op hun fiets naar het gemeentehuis.’ Dat geeft ook wel weer een tweede energiestroom, weet Plasterk uit eigen ervaring. Maar je kunt het ook niet doen en thuis op de bank blijven hangen.

Ronduit onacceptabel zijn de bedreigingen aan het adres van raadsleden. ‘Het is cruciaal dat raadsleden in volle vrijheid beslissingen kunnen nemen. Het is van de gekke dat ze bedreigd worden.’ Voor zover bekend gaat het volgens hem nu vooral om verbale bedreigingen. Maar ook daar liggen grenzen. ‘Raadsleden krijgen heel wat naar hun hoofd geslingerd. Het is belangrijk dat gemeenten duidelijk omschrijven waar je als gemeente een lijn trekt. Wat tolereer je, wat niet. Als raadsleden te horen krijgen ‘ik weet waar je woont en waar je kinderen op school zitten’ is dat echt over de lijn. We moeten niet in een situatie terechtkomen dat raadsleden zich bij hun besluitvorming laten beïnvloeden door bedreigingen. Ze moeten naar eer en geweten besluit a of besluit b kunnen nemen.’

Naar aanleiding van de berichten over bedreigde raadsleden, heeft hij de eerder ontwikkelde Handreiking nog eens onder de aandacht gebracht. Ook bestaat al jaren de Vertrouwenslijn, waar raadsleden met hun verhaal terecht kunnen. Op aandringen van de Tweede Kamer komen er na de verkiezingen bijeenkomsten in het land waarin adviezen worden gegeven. Plasterk dringt er bij gemeenten op aan werk te maken van een protocol waarin is vastgelegd waar de grenzen liggen, hoe melding moet worden gemaakt van overschrijding van die grenzen en hoe dan wordt gehandeld. ‘Raads­leden moeten altijd aangifte doen.’


‘Je wilt niet bij club losers horen’
In veel gemeenten blijken partijen moeite te hebben gehad kandidaten voor de kieslijst te vinden. Minister Plasterk van Binnenlandse Zaken maakt zich echter geen zorgen over de aanwas van nieuwe raadsleden. Plasterk: ‘Je moet wel oppassen dat je niet in een vicieuze cirkel terechtkomt. Dan krijg je verkeerde dynamiek en dat doet geen recht aan de werkelijkheid.’ Als iedereen maar blijft roeptoeteren dat de kwaliteit van raadsleden onder de maat is, wil je geen raadslid worden. Je wilt immers niet bij een club van losers horen, om het zo maar te zeggen. ‘In met name de grote steden vechten kandidaatsraadsleden elkaar bijna de tent uit om in de raad te mogen.’ In kleinere gemeenten lijkt dat anders te liggen. De vergrijzing van langzittende raadsleden kan instroom van jong bloed belemmeren.

Plaats als eerste een reactie

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

Advertentie