Direct naar artikelinhoud
Essay

Er is maar één leven. Dit.

Frits de Lange: "Zo’n eeuwig leven kan geen hemel, maar moet een hel zijn."

Eerst nam hij afscheid van de persoonlijke God. Nu zegt de protestantse hoogleraar Frits de Lange de hemel vaarwel.

Af en toe rijd ik er nog eens langs, als ik in de buurt ben: het huis waarin ik geboren en getogen ben. Het geeft een vertrouwd gevoel als ik weer de straat binnenrijd; de huizen van de buurkinderen met wie ik speelde, het trottoir waarop we onze krijtstrepen trokken om te hinkelen, de stoepranden waar we de bal op lieten kaatsen. Het is er allemaal nog, op dezelfde plek.

Maar het huis is om met Gerrit Komrij te spreken inmiddels ‘onherstelbaar verbeterd’; het is gemoderniseerd en uitgebreid en er wonen nu mensen in ons huis die ik niet ken. Ik houd even in, kijk en rijd dan maar weer door. Ik ga maar weer eens naar huis, denk ik. Het huis waar ik een paar uur geleden vertrok, omdat er iets was dat me deed verlangen naar ... thuis.

Voor de nieuwe pelgrim is aankomen doorgaans een afknapper

Het reisdoel bereiken is een teleurstelling. Voor de middeleeuwse pelgrim was aankomen in Compostela de ultieme vervulling van de reis. Hij kon zijn aflaat innen, had zijn zieleschuld voldaan en kon opgelucht en bevrijd huiswaarts keren.

Voor de nieuwe pelgrim is aankomen doorgaans een afknapper. De Franse diplomaat Jean-Christophe Rufin steekt zijn teleurstelling niet onder stoelen of banken als zijn eindbestemming nadert, zo beschrijft hij in ‘Compostela. Voetreis naar het einde van de wereld’ (2013). 

Pelgrimsbewijs

Hoe dichter hij Santiago de Compostela nadert, des te meer wordt hij opgenomen in een massale stroom would-bepelgrims, die de tocht op een koopje willen doen - aangevoerd met bussen voor de laatste honderd kilometer. Zij maken van de Camino een kermis. Zij lopen de minimumafstand om straks de beloning mee naar huis te kunnen nemen: de stempel in hun credencial, het pelgrimsbewijs.

De Camino had Rufin tot de kale essentie van het bestaan teruggebracht; Santiago doet er alles aan om hem die te doen vergeten. De kathedraal, het eindpunt op het Obradoiroplein, lijkt er met al zijn barokke pracht en praal niet meer bij te horen. Rufin woont de plechtige hoogmis bij die eindigt met het ontsteken van de botafumeiro, een gigantisch wierookvat, dat over de hoofden van de pelgrims heen en weer wordt geslingerd. 

Bedoeld als een goddelijke zegen, maar ook - zo gaat het verhaal - om de penetrante zweetlucht van de pelgrims te verdrijven. Rufin kan zich er niet toe zetten om, met de pelgrims uit vorige eeuwen, in de kathedraal het reusachtige beeld van Jacobus te omarmen in een rituele omhelzing, de abrazo.

Hij stelt het thuiskomen niet uit tot na de reis, maar doet er alles aan om onderweg al thuis te komen bij zichzelf. Want wat wacht hem thuis?

Als je op je bestemming bent aangekomen, stuurt alles op een breuk aan. De pelgrim herneemt zijn stadse air en koopt nog wat souvenirs. Hij wordt toerist en neemt het volgende vliegtuig naar huis. Geen wonder dat de nieuwe pelgrim alleen daarom al vaak Santiago mijdt, en doortrekt naar de oceaan. Hij stelt het thuiskomen niet uit tot na de reis, maar doet er alles aan om onderweg al thuis te komen bij zichzelf. Want wat wacht hem thuis?

Op santiago.nl, de website van het Genootschap van Sint Jacob, doet een pelgrim zijn verhaal. Na een tocht van drie maanden keert hij terug bij zijn gezin. “Ik had veel te vertellen. Mijn kinderen luisterden aandachtig - of deden alsof - naar die magere, bebaarde vader. Maar na een halfuur zeiden ze: ‘Nu moet je stil zijn, want Idols begint’.”

In Homeros’ epos komt Odysseus na lange omzwervingen weer thuis op zijn Ithaka. Hij wreekt zich eerst bloedig op de vrijers die naar de gunsten van zijn Penelopeia hadden gedongen en zich zijn paleis hadden toegeëigend. Hij eindigt in zijn eigen bed, in de armen van zijn geliefde. De Odysseia eindigt met de vrijspraak van Odysseus voor de moord op zijn rivalen. Eind goed, al goed, zo lijkt het.

Fantastisch thuiskomen

Maar hoe is het Odysseus na zijn thuiskomst vergaan? Sándor Márai schreef er de intrigerende roman ‘Vrede op Ithaca’ over. “Mijn man kon wonderbaarlijk goed van huis vertrekken”, laat hij Penelopeia zeggen. “Hij kon ook fantastisch thuiskomen. Maar één ding kon hij niet: blijven.” Odysseus verveelt zich stierlijk, en heeft voortdurend ruzie met zijn jaloerse echtgenote om de vrouwen met wie hij op zijn avonturen het bed heeft gedeeld. Zij verzucht uiteindelijk: “Het was beter dat hij niet thuis was gekomen.” 

Wie eenmaal onherroepelijk op reis gaat, weet ze, zal naderhand nooit meer helemaal thuis kunnen komen.

Een bestemming kiezen is een goed excuus om op reis te gaan. Haar bereiken is niet de vervulling van, maar het eind aan het verlangen.

We kunnen ons vandaag bij dat hemels Jeruzalem niets meer voorstellen

Wellicht is het dezelfde heilige onrust die Augustinus voortdreef, die ook de moderne pelgrim in beweging brengt. Maar Augustinus wist zich bij zijn eeuwige bestemming iets reëels voor te stellen. “Verlangen wij niet alleen naar het nieuwe Jeruzalem? Ik kan dit verlangen niet kwijtraken: ik zou onmenselijk zijn als ik dat kon”, schreef hij aan een vriend.

We kunnen ons vandaag bij dat hemels Jeruzalem niets meer voorstellen. De twee-werelden metafysica ligt achter ons, niet alleen in de filosofie, maar ook in de voorstellingswereld van de gewone man en vrouw.

Vroeger was de hemel gewoon een adres

Waar je naartoe ging wanneer je leven klaar was.

Je belt aan en iemand die je kent doet open.

Je ziet je vader en je moeder en je dode vrienden weer. En alles is voor eeuwig goed (...)

’t Is een kinderlijk idee maar je groeit eroverheen”

zingt Maarten van Roozendaal in zijn lied ‘Heimwee naar de hemel’. Er is maar één leven, en dat is dit. Een subliem mysterie waarvan we slechts een fractie doorgronden, even schitterend als absurd.

Maar tijd verstrijkt nu eenmaal en is een proces van worden en vergaan. In de eeuwigheid kan echter niets nieuws meer gebeuren

Wat persoonlijke onsterfelijkheid betreft, kunnen we ondertussen het beste agnost zijn: we weten er niets met zekerheid over. Bovendien is het de vraag hoe aantrekkelijk de voorstelling is. Eigenlijk kan zij alleen bestaan bij gratie van een misverstand over wat tijd is. Het eeuwige leven wordt voorgesteld als een eindeloos voortdurende tijd. 

Maar tijd verstrijkt nu eenmaal en is een proces van worden en vergaan. In de eeuwigheid kan echter niets nieuws meer gebeuren. Zo’n eeuwig leven kan geen hemel, maar moet een hel zijn. Het voor eeuwig in de armen van je geliefde liggen, lijkt een droom, maar zal - voor beiden! - een nachtmerrie worden of een kwellende verveling, zoals de thuiskomst voor Odysseus in de roman van Sándor Márai dat ook werd.

Tekst loopt door onder afbeelding. 

Fantastisch thuiskomen

Troostrijke voorstelling

Relevanter dan de vraag of er een hemel bestaat of niet, is de vraag hoe het geloof in een hiernamaals functioneert. Religies hebben doorgaans allemaal de troostrijke, comfortabele voorstelling van het hiernamaals in hun pakket. Een hemel, een nirwana, een paradijselijke tuin waarin je na je dood voortleeft als een eeuwig jij. Mits je tenminste netjes hebt geleefd en aan je religieuze verplichtingen hebt voldaan.

Ook in het traditionele christendom is lange tijd het eeuwige leven als een beloning of straf voor ons gedrag in dit leven gezien, als zijn eeuwigdurend Waarom en Waartoe. Het aardse leven als opstapje voor de hemel.

Het geloof in de onsterfelijkheid van de individuele ziel heeft zo van het aardse leven een metafysisch project gemaakt. Het heeft van God - met een beeld van Meister Eckhart - een koe gemaakt, die alleen om zijn melk wordt aanbeden, en van het geloof een ordinaire koehandel.

Religies hebben doorgaans allemaal de troostrijke, comfortabele voorstelling van het hiernamaals in hun pakket

Het geloof in het hiernamaals kan ook funeste gevolgen hebben voor de waardering van en omgang met het fragiele en kwetsbare leven. Onrecht, verdriet en pijn worden in hun eenmalige ernst gerelativeerd. Leden van extremistisch-religieuze groeperingen doden mensenlevens en offeren hun eigen leven op, omdat er een hemelse beloning wacht. Ze hebben nog een leven achter de hand.

Beter is het daarom te leven alsof er geen hemel bestaat, etsi coelum non daretur. Eeuwig leven stel ik me ondertussen liever voor als de overweldigende intensivering van het besef in leven te zijn, de ervaring van de rijkdom van het volle leven. Een staat van zijn die niet als een tijdstip op de klok aan te wijzen is, en met geen moment te vergelijken valt. Het is niet met handen te pakken, maar het overkomt je. Eeuwig leven is geen eindeloze tijd, maar is juist in een absoluut ogenblik de onderbreking ervan. Het staat haaks op elke chronologie.

Je leeft eeuwig, als je beseft te leven zonder grond, te leven zonder een andere reden van bestaan te hebben dan dat je er bent, onvoorwaardelijk.

De roos is zonder waarom; zij bloeit omdat zij bloeit.

Zij slaat geen acht op zichzelf, vraagt niet of men haar ook ziet.

Verborgen grond

Martin Heidegger ontrukte deze paar regels van de zeventiende-eeuwse mysticus Angelus Silesius aan de vergetelheid. We kunnen ervan leren dat de mens ‘in de diepste verborgen grond van zijn wezen pas waarlijk is wat hij is, wanneer hij op zijn manier net zo is als de roos - zonder waarom’. (Der Satz vom Grund, 1957). 

Waarom heeft een roos zijn kleur, waarom ruikt hij zo lekker, waarom heeft hij doornen? Waarom? Daarom! Het leven is nergens anders goed voor dan om geleefd te worden. Een bloeiende roos zal straks verwelken. En toch leeft zij, zo beschouwd, eeuwig. Ook de jasmijn in de tuin van Etty Hillesum, vernield door regen en wind, doet dat.

Ook ik ben er om niet, net als de roos en de jasmijn. Wie in dat besef leeft, heeft deel aan het eeuwige leven. Hij relativeert alle projecten waarmee hij bezig is, inclusief het project ‘zelf’. Hij zit zichzelf niet meer in de weg. Daardoor is hij in staat om ook open te staan voor anderen, waarachtig te delen in hun lief en leed. Hij kan met aandacht leven, bevrijd van de idee dat hij zichzelf alsmaar bewijzen en verbeteren moet om van nut te zijn. Dan kan hij ook de verrukking en verschrikking ervaren van het leven in al zijn intensiteit.

De rabbijnen spreken over het eeuwige leven als over ‘het leven van de eeuw die komt’

Ook al raken we er soms aan, we ervaren dat natuurlijk nauwelijks. Er is niets moeilijker dan er gewoon te zijn en van niets of niemand iets te hoeven. De mystiek van de bloeiende roos heeft ten diepste een messiaans karakter: het waarachtige leven komt altijd, maar is er nooit.

Als het om het eeuwige leven gaat, kunnen we beter Joods dan Grieks, eerder vanuit de hoop en het verlangen dan in termen van een tijdloos Zijn gaan denken. De rabbijnen spreken over het eeuwige leven als over ‘het leven van de eeuw die komt’. Voor de Joden, aldus Walter Benjamin, bestaat er geen homogene en lege tijd, zoals de tijd van de klok of kalender. Voor hen is ‘elke seconde de kleine poort, waardoor de Messias kan binnentreden’. 

Presentatie van Heilige onrust in de Keizersgrachtkerk te Amsterdam: Vrijdag 2 juni 2017, 17-19 uur. Met o.a. bijdragen van theoloog Tom de Haan, actrice en programmamaker Sophie Frankenmolen en - voor de C. Buddingh’ prijs-genomineerde - dichter Joost Baars. Entree € 11,-. Tickets: uitgeverijtenhave.nl/ heilige-onrust

Frits de Lange - Heilige onrust. Een pelgrimage naar het hart van religie
Ten Have; 200 blz. €17,99.